‘Chirurg Arthur werd specialist arbeid en gezondheid bij UWV Sociaal-medische zaken’
Chirurg Arthur werkt inmiddels vier jaar bij UWV, hij heeft als zij-instromer de medische vervolgopleiding versneld doorlopen en is sinds 1,5 jaar specialist arbeid en gezondheid. ‘Je slijpt hier elke dag je vaardigheden.’
Natuurlijk was het slikken toen Arthur zijn opleiding tot chirurg niet kon verzilveren in een vaste aanstelling. ‘Het was mijn gedroomde specialisatie’, zegt hij. ‘Ik houd van daadkracht, van werken met mijn handen. En ja, chirurgie heeft iets heroïsch. Het voetstuk waar mensen je op zetten, daar is niemand ongevoelig voor. Maar vooral de adrenaline die door je aderen giert als je razendsnel een beslissing dient te nemen of een complexe ingreep moet verrichten.’
De harde realiteit was evenwel dat Arthur geen baan kon bemachtigen. Een bittere pil, maar voor de gepromoveerde arts binnen de maag-darmchirurgie geen reden om mokkend af te wachten wanneer zich ergens een vacature zou aandienen.
‘Ik oriënteerde me van meet af aan op alternatieven en kwam toen bij UWV Sociaal-medische zaken terecht. Ik vulde het formulier in en niet veel later hing er een recruiter aan de telefoon. Na een dag meelopen stond mijn besluit vast: het werd arts arbeid en gezondheid. Ik was meteen enthousiast: een mooi en veelzijdig vak, vond ik.’
Specialist arbeid en gezondheid, die titel dekt volgens Arthur ook veel meer de lading dan verzekeringsarts (‘Alsof je de hele dag met polissen in de weer bent’) of keuringsarts (‘Een slager keurt.’) Nu is hij er alweer vier jaar op zijn plek. Zijn baan biedt hem de rustgevende stabiliteit van een geregeld gezinsleven - met zijn collega’s deelt hij de gemeenschapszin die bij UWV Sociaal-medische zaken heerst.
Arthur: ‘Chirurgen staan bekend om hun teamspirit. Diezelfde sfeer trof ik bij UWV aan. En wat het dagelijkse werk betreft: specialisten in ziekenhuizen ontwikkelen niet zelden een kokerblik. Ik merkte dat ik soms oogkleppen op had. Een wondcontrole en hup, op naar de volgende patiënt. Geen idee hoe het iemand verder vergaat. Maar ho, ik val mijn snijdende vakbroeders niet af hoor. Ik heb destijds een geweldige tijd gehad. Bij UWV leerde ik al snel dat je een open mind en een brede kennis van zaken moet bezitten. En heel de mens moet zien.’
Hij kwam er ook achter dat alle vooroordelen over zijn beroep niet stroken met de werkelijkheid van alledag. ‘Daarom heb ik zo de pest aan dat woord keuringsarts’, vertelt hij. ‘Alsof je bij elke cliënt die tegenover je zit je je duim omhoog steekt of omlaag houdt. Zoals in het Romeinse Colosseum: Jij aan het werk, jij een uitkering…’
Misschien, zegt Arthur, stond ‘de keuringsarts’ in een ver verleden bekend als een stoffig type dat ervoor zorgde dat de dossiers die maandag links op het bureau lagen vrijdag naar de rechterkant waren verhuisd. ‘Dit vak is veel dynamischer dan dat. Chirurgie is echt manueel werk, je hanteert tenslotte het operatiemes. Als specialist arbeid en gezondheid bedien je je van het gesprek, dat is jouw instrument. Het heet niet voor niets spreekuur hè?’
‘Je praat intensief met de cliënt, kent zijn beperkingen en behoeften. Samen met hem of haar kun je daar op inspelen. En je doet dat ook nog eens in teamverband met tal van andere specialisten.’
‘Ik merk in mijn omgeving steeds vaker dat het specialisme arbeid en gezondheid de waardering krijgt die het verdient. Veel jonge collega-artsen zitten in hetzelfde schuitje als ik destijds: wordt mijn contract verlengd, is er straks wel werk binnen mijn specialisme?’
‘Deze nieuwe generatie kiest niet meer automatisch voor de ratrace in het ziekenhuis. Jonge artsen neigen bovendien ook naar een werkkring waarin de verhouding werk-privé in evenwicht is. Ik heb twee kinderen, die wil ik graag zien opgroeien. In mijn tijd als chirurg was het behoorlijk schipperen. Ik zag hen ’s ochtends 5 minuten en ’s avonds lagen ze al in bed als ik thuiskwam.’
Hij mist de chirurgie niet, want er is, zegt hij, zoveel voor in de plaats gekomen. ‘Dagelijks slijp ik hier nog mijn vaardigheden in een omgeving waarin je geheel zelfstandig functioneert. En waarin een mens veel meer is dan een medische anamnese. Sterker: dan begint het pas. En je hebt gelukkig ook ruimschoots de tijd om degene tegenover jou te doorgronden en zo nog beter te helpen.’
‘We maken echt het verschil en dat zit soms in heel kleine dingen. Ik zie veel cliënten in het kader van de WIA en de Wajong, jong volwassenen ook met ontwikkelingsstoornissen als autisme en adhd. Vaak onbegrepen in hun jeugd, het gezin, op school door docenten die niet wisten om te gaan met hun beperkingen.’
‘Als we nou iemand kunnen regelen die jou een steuntje in de rug geeft’, zeg ik vaak. Een jobcoach bijvoorbeeld, of iemand binnen het bedrijf die zich over jou ontfermt. Dan zie je de ogen van de cliënt echt oplichten. Overal hebben ze het deksel op hun neus gekregen - nu is er eindelijk iemand die hen vertrouwt, bij wie ze hun verhaal kwijt kunnen, die hen geruststelt. Dat is zulk dankbaar werk.’